Meneer Paashaas strompelde uit zijn bed. Elke dag ging hetzelfde. Nergens kon hij eieren krijgen. Hij voelde zich een enorme nietsnut. Wat is de Paashaas zonder paaseieren? Daarbij kon hij ook al niet alle kleuren verf krijgen. Het was een en al ellende. Rampzalig! Hoe kon hij ooit op tijd klaar zijn voor het Paasfeest? Bibberend van de kou maakte hij zich klaar voor de dag. Ja, zijn verwarming stond ook lager. Alles was zo duur geworden de laatste tijd. Toen hij klaar was ging hij weer op pad, maar waar moest hij beginnen? Zonder de boeren waren er geen eieren. Misschien is de paarse verf er weer? Met eindelijk weer een doel hupte meneer Paashaas naar de kunstwinkel. Een wit gebouw met kleine gekleurde details zoals bloementjes. Iets waar hij normaal vrolijk van werd, maar nu lag zijn focus ergens anders.
‘Dag meneer Paashaas, kan ik u helpen?’, vroeg mevrouw Konijn vrolijk.
‘Dag mevrouw Konijn, is de paarse verf binnengekomen?’
Mevrouw Konijn keek peinzend en krabde met haar pootje achter haar oor. ‘Het spijt me…’
Meneer Paashaas zuchtte. ‘U kunt er ook niks aan doen. Fijne dag verder.’
‘U ook een fijne dag!’
Meneer Paashaas liep naar buiten. Wat had hij aan verf zonder eieren? Hij liep terneergeslagen door het vlinderbos. Vlinders in de mooiste pasteltinten vlogen voorbij. De paashaas zag het niet eens. Ook de narcissen en krokussen bleven onopgemerkt. Het enige waar de paashaas mee bezig was waren zijn paaseieren. Hij schopte een steentje het meer in. Het was een prachtig meer in het midden van het bos waar de paashaas vaak kwam. Hij keek op en zag hoe een paar baby eendjes snel wegzwommen van de schrik.
‘Sorry!’, schreeuwde de paashaas terwijl hij zich omdraaide en wegliep.
Wat moest hij toch doen? Alles was hopeloos. Een lammetje huppelde vrolijk langs met zijn moeder. ‘Hallo, paashaas. Zo mooi het begin van de lente.’
De paashaas knikte terwijl het lammetje achter zijn moeder aanrende. Daar had hij niet eens op gelet. Langzaam keek hij op: krokussen, narcissen, prachtige vlinders en kippenkuikens die over het pad liepen. De paashaas glimlachte, ineens had hij een idee!
‘Mevrouw Kip! Mevrouw Kip, ik wil u wat vragen!’
Moeder Kip stopte en draaide zich om. De kuikentjes botsten tegen elkaar op. Moeder kip lachte en de kuikentjes piepten vrolijk, maar vielen stil toen ze naar de paashaas keken.
‘Wat is er aan de hand meneer Paashaas?’, vroeg mevrouw Kip.
‘U weet dat de boeren weg zijn?’
‘Natuurlijk weet ik dat, ik mis een paar goede vriendinnen.’
‘Ik kan nu nergens eieren krijgen en het is al bijna Pasen.’
‘Ik dacht dat u de paaseieren al af had.’
De paashaas schudde zijn hoofd.
‘Ik denk dat ik u kan helpen. Ik heb nog wel een paar vriendinnen.’
De paashaas sprong een gat in de lucht. ‘Ooh wat fijn!’
‘Volg ons maar meneer’, riepen de kuikens.
Dat was precies wat de paashaas deed. Hij hupte achter de rennende kuikens aan met moeder kip voorop. Ze stopten bij een wit huisje. ‘Clara!’, riep moeder kip. Een bruine kip liep naar buiten en keek verbaasd om zich heen. ‘Betsie, ik dacht dat je volgende week zou komen.’
‘Clara, de paashaas heeft geen eieren.’
De ogen van de bruine kip werden groot. Ze snelde naar binnen en kwam terug met een mandje gevuld met tien eieren. ‘Meneer paashaas neem deze mee en ga ze alvast schilderen. Wij komen straks meer brengen.’
Er vormden zich tranen in de ogen van de paashaas. ‘Hoe kan ik jullie ooit bedanken? Jullie redden het paasfeest.’
Moeder kip lachte, ‘Ik krijg niet elke dag de kans om de held uit te hangen.’
‘Dit zal ik nooit vergeten, dankjewel dames!.’
Meneer Paashaas snelde weg. Wat hield hij toch van de lente. Alleen er was nog steeds één probleem. Zijn paarse verf! De paashaas stopte en keek rond. Een vlinder landde voorzichtig op een krokus. Wacht eens even, die krokussen zijn paars. Meneer paashaas plukte er een paar. Hier kon hij verf van maken! Hij snelde naar huis. Het duurde niet lang voor de verf af was. Hij pakte zijn andere kleuren verf erbij en begon. De ene met stippen, de ander met een vrolijk gezichtje, bloemetjes, vlinders, zelfs een met een haas erop. De bel ging en de paashaas schrok op. Voor de deur stonden wel tien kippen en manden vol eieren.
‘Laten we gaan schilderen’, zei Betsie vrolijk.
Meneer paashaas wist niet wat hem overkwam. Hij had meer dan genoeg eieren, paarse verf en ook nog hulp bij het schilderen van de kippen met hun kuikens. Samen hadden ze het gered! Het komt goed!